38
Perez belde Wilding de volgende ochtend op om een afspraak te maken. Hij dacht dat hij de man nog het meest onder druk kon zetten wanneer hij hem op een formele wijze benaderde. Op die manier kreeg de schrijver weliswaar de kans om smoesjes te verzinnen, maar in de tijd dat hij op Perez zat te wachten, zou hij zich ongetwijfeld steeds minder op zijn gemak gaan voelen. De man zou inmiddels wel hebben gehoord dat er botten in de Pit waren aangetroffen. Ook als hij de geruchten die in Biddista circuleerden niet had gehoord, zou hij het in de krant hebben kunnen lezen, want daar had iets over de vondst in gestaan. Het was een vaag en nietszeggend artikel, maar als Wilding al eerder op de hoogte was geweest van het feit dat er een lijk in de Pit lag, zou hij in elk geval weten dat het lijk inmiddels ontdekt was toen Perez hem belde.
Taylor was vertrokken toen Perez en Fran opstonden. Hij was op de bank als een blok in slaap gevallen nadat Perez met hem naar binnen was gegaan. Door de kille nacht hadden ze het allebei steenkoud gekregen, maar ze waren opgetogen, omdat ze hun vriendschap hadden hervonden. Perez had hem onder het tandenpoetsen al zachtjes horen snurken. Fran had zich nauwelijks verroerd toen hij bij haar onder de dekens kroop. Hij wilde haar niet wakker maken. Het was spannend om naast haar te liggen zonder haar aan te raken, en hij liet zijn fantasie de vrije loop. Die gedachten hadden hem een tijdje uit zijn slaap gehouden. Erotische beelden hadden door zijn hoofd gespookt, terwijl het grijze licht achter de gordijnen langzaam gelig werd. Op een gegeven moment was hij in slaap gevallen.
Taylor had bij zijn vertrek waarschijnlijk heel zachtjes gedaan, want ze hadden hem geen van drieën gehoord. Hij had een briefje op de tafel achtergelaten. Bedankt. Succes.
Wilding nam zeer snel op.
‘Ja?’ Alsof hij bij de telefoon had zitten wachten.
‘Met inspecteur Perez. Zou ik even langs kunnen komen? We zitten nog met een paar vragen...’
Er viel een korte stilte. Dit was duidelijk niet het telefoontje waar Wilding op had zitten wachten.
‘Vandaag komt dat helaas niet zo goed uit, inspecteur, want ik sta op het punt weg te gaan. Ik heb een huis in Buness gekocht en heb daar met een aannemer afgesproken om te overleggen hoe we het pand weer bewoonbaar kunnen maken.’
‘Ik kan daar ook wel naartoe komen,’ zei Perez. ‘Ik weet welk huis u bedoelt.’
‘Ach, natuurlijk, inspecteur. Dat had ik kunnen weten. Op Shetland blijft niets geheim.’ Hij moest even lachen. ‘Prima, dan zie ik u in mijn nieuwe huis. U zult mijn eerste echte gast zijn. Maar kunt u een uurtje later komen? Dan heb ik nog tijd om eerst met de aannemer en de loodgieter te overleggen, want ik wil liever niet dat iedereen straks weet dat ik vragen van de politie heb moeten beantwoorden.’ Hij wachtte tot Perez een geruststellend lachje zou laten horen of zou zeggen dat hij natuurlijk niet als verdachte werd aangemerkt en dat het alleen maar om een routinekwestie ging. Maar Perez zweeg. ‘Nou,’ ging Wilding ongemakkelijk verder, ‘dan zie ik u daar straks wel.’
Toen Perez de hoorn op de haak legde, kwam Fran binnen, die Cassie zojuist naar school had gebracht. Ze zag er verhit uit door de inspannende wandeling heuvelopwaarts.
‘Fijn dat je er nog bent,’ zei ze. Ik dacht dat je misschien al weg zou zijn. Bij Hillhead kwam ik Magnus tegen en je weet hoe lastig het is om van hem af te komen.’
Hij zoende haar om haar het zwijgen op te leggen en dook met haar in bed.
Even later zette hij koffie en bracht hij haar een kop op bed. ‘Wat zijn je plannen voor vandaag?’
‘Werken,’ zei ze. ‘En jij?’
‘Ook werken.’ Hij vroeg zich af hoeveel hij haar kon vertellen. ‘Ik ga straks naar Wilding, naar zijn nieuwe huis.’
‘Wees voorzichtig,’ zei ze. ‘Ik vind hem een beetje eng. Het lijkt me iemand die van de ene in de andere obsessie rolt, iemand die nooit volwassen wordt, die nooit een echte relatie kan aangaan en alleen maar puberale verliefdheden kent.’
‘Is hij verliefd op jou?’
‘Op mij. Op Bella. Misschien op elke vrouw die past in de fantasie die hij op dat moment heeft. Maar het is wel heel verleidelijk om in zijn huis aan de slag te gaan. Het is een prachtig pand.’
Onderweg in de auto probeerde Perez feiten en vooroordelen over Wilding gescheiden te houden. Wilding was schrijver. Dat had Perez op internet opgezocht. Fantasyboeken, slim geschreven, grappig maar met een duistere kant. Perez had een paar recensies gelezen. Hij had nog meer dingen nagetrokken. Wilding had korte tijd op de psychiatrische afdeling van het ziekenhuis bij hem in de buurt gezeten, nadat zijn vriendin bij hem was weggegaan. Hij had zichzelf onmogelijk gemaakt en was totaal door haar geobsedeerd, maar had geen gewelddadig gedrag vertoond. Taylor had de agenten gesproken die de aanklachten tegen hem hadden behandeld. De vriendin had zich niet bedreigd gevoeld; ze vond zijn gedrag alleen irritant en vervelend. Op de politie kwam hij over als zielig en machteloos, en men dacht niet dat hij in staat was haar kwaad te berokkenen.
Normaal gesproken had Perez een zwak voor zulke figuren. In zijn vorige baan had hij de naam gehad heel vriendelijk om te kunnen gaan met mensen die niet helemaal spoorden. Maar voor Wilding kon hij geen enkele sympathie opbrengen. Misschien kwam dat doordat de man geld had. Het was altijd moeilijk om extreem rijke mensen sympathiek te vinden. In een van de artikelen die hij op internet had gelezen, werd melding gemaakt van het voorschot dat Wilding voor zijn laatste boek had ontvangen. Het was duidelijk dat de man niemand hoefde te chanteren.
Perez verliet de weg die naar het zuiden voerde, passeerde een wildrooster en reed langs de oever van het smalle meer dat in zee uitmondde. Het was weer een prachtige dag. Misschien werd het wel een warme, droge zomer. Hij moest denken aan de foto die in de tuin van de Manse was genomen, de mannen in net shirt en colbertje, Bella in haar nauwsluitende, rode jurk. Boven hen een onbewolkte lucht. Toen was het ook zo warm geweest. Voor het eerst realiseerde hij zich dat Bella de enige vrouw in het gezelschap was. Dat had hij natuurlijk al wel gezien, maar hij had het als een natuurlijk gegeven opgevat. Zelfs nu ze ouder was, liet Bella zich nog graag door mannen omringen.
Er kwam een wit busje aan. Perez ging aan de kant om de tegenligger te laten passeren en zwaaide even naar de chauffeur. Davy Clouston, de aannemer die Wilding waarschijnlijk wilde inhuren om het huis op te knappen. Een goede keus. Clouston was een prima vakman. Niet goedkoop maar wel betrouwbaar. Perez vroeg zich af hoe het Wilding gelukt was om Clouston op zo’n korte termijn in te huren.
De schrijver zou nu alleen zijn in zijn nieuwe huis, gereed om gasten te ontvangen. Hij had ook kunnen afspreken om Perez later op de dag in Biddista te treffen, maar misschien wilde hij Perez met zijn nieuwe aanwinst imponeren.
Het smeedijzeren hek stond open, zodat Perez kon doorrijden. De oprijlaan was zo door onkruid overwoekerd dat het pad wel een rotstuin leek. Toen hij de auto voor het huis neerzette, zag hij dat Wilding al op de trap voor het huis op hem stond te wachten. Net een Engelse grootgrondbezitter, dacht Perez. Hij droeg een corduroy broek en een tweed colbertje, wat het plaatje compleet maakte. De man grijnsde van oor tot oor. Als hij over de komst van Perez inzat, wist hij dat goed te verbergen.
‘Kom binnen,’ zei hij. ‘Ik vind het zo’n spannend idee dat dit huis nu van mij is. Zodra ik het zag, werd ik er verliefd op. Ik weet dat het schandalig is dat ik me zo geweldig voel, terwijl anderen in de rouw zijn, maar ik droom al van een eigen huis op Shetland vanaf het moment dat ik Bella’s schilderijen zag. Ik had nooit gedacht dat ik nog eens op zo’n geweldige plek terecht zou komen.’ Hij deed de dubbele voordeur open en liet Perez binnen in een grote hal. Er dwarrelde stof in het binnenvallende zonlicht. ‘De belangrijkste spullen heb ik bij me,’ zei hij. ‘Koffie en koekjes. En ik heb ook geregeld dat de elektriciteit weer is aangesloten.’
Hij liep met Perez naar een kamer waar één meubelstuk stond, dat met een laken was afgedekt. Het huis was niet eens zo groot, zag Perez nu. Twee woonkamers met uitzicht op zee, en achter in het huis een keuken en een badkamer. Boven waarschijnlijk drie slaapkamers. In elk geval kleiner dan de Manse. Wilding stond over een waterkoker gebogen en stak de stekker in een ouderwets stopcontact dat vlak boven de vloer zat. Met een lepeltje deed hij koffie in een kan en schonk er voorzichtig water op. ‘U drinkt uw koffie toch zwart, inspecteur? Ziet u wel: ik heb het onthouden.’ Met zijn shirt wreef hij een beker schoon en schonk de koffie door een fijn zeefje. ‘Onder deze omstandigheden is dit de beste koffie die ik u kan aanbieden, maar u zult het vast wel lekker vinden. Zullen we naar buiten gaan, nu het zulk mooi weer is?’
Ze gingen op een stenen muurtje zitten, met uitzicht op het strand en het vlakke eiland dat in de baai lag.
‘Waarom hebt u me niet verteld dat u al eens eerder in Biddista bent geweest?’ Perez tuurde naar de horizon.
‘Ik was me er niet van bewust dat u daarnaar gevraagd had.’
‘U hebt niet eens tegen Bella gezegd dat u haar al een keer had ontmoet en dat u zelfs een tijdje bij haar had gelogeerd.’
‘Nou, dat leek me niet zo galant.’ Wilding richtte zich met een glimlach tot Perez. ‘Daarmee zou ik laten blijken dat haar geheugen haar in de steek liet. Of dat ik meer voor haar zou moeten betekenen dan overduidelijk het geval is. Bovendien dacht ik dat ze liever niet meer aan die zomer herinnerd wilde worden.’
‘Waarom niet?’
‘Het was een tamelijk wilde tijd. Waanzinnig. Tegenwoordig gaan we met wat meer waardigheid door het leven.’
‘Hoe was u destijds op Shetland terechtgekomen?’
‘Ze had me uitgenodigd. We hadden elkaar in de trein ontmoet, de slaaptrein die toen nog van Londen naar Aberdeen ging. Misschien rijdt die nog steeds. Ik was op weg naar Dundee om een voordracht te houden tijdens een literaire lunch, en zij ging naar huis. We hadden geen van beiden een couchette gereserveerd en hebben de hele nacht zitten drinken en kletsen. Het was zo’n gedenkwaardige, vreemde ontmoeting die je hele leven kan veranderen. “Kom maar logeren. Ik ben dol op creatieve geesten.” Ze had, en dat heeft ze trouwens nog steeds, erg veel charisma, vindt u ook niet? Ik was helemaal weg van haar. Dus na het praatje in Dundee ben ik verder gereisd naar Aberdeen en heb ik de boot naar Shetland genomen. De oude St. Clare: aan de bar mannen die in de olie-industrie zaten, en boven op het dek jongeren in hun slaapzak. Toen ik bij de Manse kwam, vroeg ik me af of ze nog wel wist wie ik was. Ze had in de trein flink zitten drinken. Ik had gehoopt op een romance, fantaseerde dat ze me had uitgenodigd omdat we in bepaalde opzichten verwante zielen waren, maar haar hele huis bleek vol te zitten.’
Weer keek hij Perez glimlachend aan. ‘Dat heeft me wel geraakt. Daar stond ik dan, voor haar deur, met champagne en bonbons. Maar toen ze opendeed, keek ze me aan alsof ze me niet kende. U snapt misschien wel dat ik dat liever niet nog eens wilde meemaken. Destijds wist ze na twee dagen al niet meer wie ik was, dus ik achtte de kans klein dat ze me na bijna vijftien jaar nog zou herkennen.’
‘Wie waren er die zomer nog meer?’
‘Dat weet ik niet goed meer. Een paar jongelui, studenten die op de kunstacademie in Glasgow zaten.’
‘Jeremy Booth,’ zei Perez. ‘Hij was er toen ook.’
‘Die man die in de schuur in Biddista is vermoord?’ Wilding leek werkelijk ontsteld. ‘Was hij er die zomer ook?’
‘Kunt u zich daar niets meer van herinneren?’
‘Nee.’
Perez legde de foto op het muurtje, tussen hen in. ‘Misschien kan deze foto uw geheugen opfrissen.’
Wilding bekeek de foto. ‘Goeie genade, ik weet niet eens meer dat deze foto überhaupt genomen is. Volgens mij heb ik deze nog nooit gezien. Wat staat Bella er prachtig op, hè? Toch lijkt ze niet helemaal gelukkig.’
‘Dat bent u, denk ik?’ Perez wees naar de man met het donkere haar.
‘Inderdaad. Natuurlijk. Dat is het beeld dat ik nog steeds van mezelf heb. Telkens als ik in de spiegel kijk, schrik ik.’
‘Waar waren die maskers voor?’
‘Dat was een aardigheidje van Bella. Haar idee van een chic avondje.’
Perez wees weer naar de foto. ‘We denken dat dat Jeremy Booth is. Herkent u hem?’
Wilding dacht na. ‘Misschien wel. Weet u, de naam kwam me bekend voor toen u die voor het eerst noemde. Zoals u al zei, was hij acteur en was hij die zomer ook in de Manse. Maar niet lang. Ik was helemaal geobsedeerd door Bella en wilde pas gaan toen alle anderen dat ook deden, maar hij was er maar heel kort. Hij arriveerde een paar dagen voordat ik wegging. Bella was hem toevallig tegen het lijf gelopen, op een soortgelijke manier als bij mij het geval was. Volgens mij verwachtte hij ook dat het op een romance met haar zou uitdraaien. Hij hoopte in elk geval dat hij een keer het bed met haar kon delen en raakte net zo teleurgesteld als ik. Hij liep steeds als een verliefd hondje achter haar aan, maar niemand nam hem serieus. Hij zag er heel anders uit dan op de foto die laatst in de krant stond of op die avond in het Herring House. Hij had toen nog lang haar. Jem, zo noemde hij zichzelf. We konden goed met elkaar opschieten. Het zou me verbazen als Bella zich hem nog kan herinneren. Ze had zoveel aanbidders.’
‘Deze foto is van haar. Op de een of andere manier heeft dit kiekje iets bij haar losgemaakt.’
‘Hij is genomen op de avond van het afscheidsdiner,’ zei Wilding. ‘We zeiden allemaal dat het zo jammer was dat we nu echt weg moesten, maar toch waren we opgelucht dat het voorbij was.’
‘Maar u bent na vijftien jaar teruggekomen. Blijkbaar had Biddista toch een zekere betekenis voor u.’
‘Ja, maar deze keer ben ik met andere verwachtingen naar Shetland gekomen. Ik was op zoek naar rust en wilde mijn vriendin vergeten, of in elk geval mijn obsessie voor haar. Ik heb Helen vrij snel na mijn verblijf in de Manse leren kennen. Ze lijkt absoluut niet op Bella. Tenger, tamelijk verlegen. Maar ik had ook veel last van haar.’
‘Dat is u niet aan te zien.’ Het was een onprofessionele opmerking, maar Wilding leek niet gevoelig genoeg om Perez’ emoties op te pikken. De zelfverzekerde Wilding, die zijn arrogante woorden zo weloverwogen koos, zat op het muurtje met een chocoladekoekje in de ene en een kop koffie in de andere hand.
‘Ik heb een dikkere huid gekregen, inspecteur. Dat is de enige manier waarop ik kon overleven, heb ik gemerkt.’
‘Waarom Biddista? U had overal op Shetland kunnen gaan wonen.’
‘Dat heb ik volgens mij al eens uitgelegd. Ik hou nog steeds veel van Bella’s werk. Haar doeken zijn er in de loop der jaren alleen maar beter op geworden, krachtiger, en via e-mail heb ik weer contact met haar opgenomen. Natuurlijk had ik gehoopt dat ze mijn naam zou herkennen, maar dat bleek niet het geval. Toen ik zei dat ik een tijdje op Shetland wilde komen wonen, zei ze dat ik het huis in Biddista wel kon huren.’
Ze zaten een tijdje zwijgend naast elkaar.
Perez was de eerste die weer iets zei. ‘U bent bij Willy langs geweest. Hebben jullie het over die zomer gehad?’
‘Natuurlijk niet, inspecteur. Willy weet niet eens meer wat hij een week geleden gedaan heeft. Ik vind het leuk om naar zijn verhalen te luisteren, meer niet.’
‘Wat is er vijftien jaar geleden gebeurd, op de avond dat die foto is genomen?’
‘Denkt u nu werkelijk, inspecteur, dat dat iets te maken heeft met de huidige zaak?’
‘Volgens mij is dat goed mogelijk. Het zou kunnen verklaren waarom Jeremy Booth hiernaartoe is gekomen.’
‘We hadden allemaal te veel gedronken en hebben ons vreselijk aangesteld.’ Hij zweeg even. ‘Op een gegeven moment zat Bella te huilen. Zo had ik haar nog nooit meegemaakt. De tranen biggelden over haar wangen en haar gezicht was helemaal rood en vlekkerig. Ze zag er niet uit. Het was afschuwelijk. Misschien was het daarom dat ik besloot tegelijk met de anderen te vertrekken. Ik wilde er niet aan dat ze gewoon een mens was.’
‘Waarom moest ze huilen?’
‘Ik weet het niet. Misschien had iemand haar beledigd. Ze was nogal snel op haar teentjes getrapt.’
‘Had ze ruzie met iemand?’
‘Nee. We waren allemaal veel te dronken en te stoned om ruzie te maken.’ Hij dacht even na. ‘We hebben haar de volgende dag niet meer gezien. Ze is in bed gebleven. Voor de grap zeiden we tegen elkaar dat ze waarschijnlijk een gigantische kater had, maar eigenlijk denk ik dat ze zich schaamde omdat we haar in die ontredderde staat gezien hadden. We zijn weggegaan zonder afscheid van haar te nemen.’
‘Ging niemand kijken of ze misschien ziek was?’
‘Die jongen, Roddy, was bij haar. Ik denk dat hij er de avond tevoren ook was en dat hij al sliep voordat het feest begon. Het kan ook zijn dat zijn ouders hem ’s morgens vroeg hadden gebracht. Dat weet ik allemaal niet meer. Hij logeerde die zomer heel vaak bij Bella. Hij was toen nog maar een jochie, maar al wel heel pienter. We hebben hem naar de slaapkamer van Bella gestuurd, want hij moest van ons gaan kijken hoe het met haar was. Laf van ons, hè? Zelf durfden we haar niet onder ogen te komen. We gingen in de keuken zitten wachten, en even later kwam hij weer terug. “Mijn tante zegt dat jullie moeten opdonderen.” Het was typisch iets voor Bella om zoiets te zeggen, en we vertrokken dan ook met een schoon geweten, want we deden altijd keurig wat ze van ons verlangde.’
‘Is Booth toen ook weggegaan?’
‘Niet precies op hetzelfde tijdstip. Hij kon met Willy in diens busje meerijden naar Lerwick. Ik had al eens eerder een lift van Willy gekregen. Er zaten geen echte stoelen achterin. Aan die rit heb ik heel wat blauwe plekken overgehouden. Ik besloot Biddista in stijl te verlaten en heb een taxi uit Lerwick laten komen.’
‘We hebben weer een lijk in de Pit o’ Biddista gevonden.’
Wilding keek Perez ontzet aan. ‘Ik had gehoord dat jullie botten hadden gevonden. Kunnen die er niet al tientallen jaren hebben gelegen?’
‘Hebt u enig idee om wie het gaat?’
‘Natuurlijk niet!’
‘En u weet zeker dat u Booth niet hebt herkend toen hij in het Herring House in huilen uitbarstte?’
‘Zou u iemand herkennen die u vijftien jaar geleden kortstondig hebt gezien? Iemand die ontzettend is veranderd?’
‘Heeft hij u aangesproken? U bent vrij beroemd en op uw website hebt u over uw verhuizing naar Shetland geschreven. Wellicht hebt u een mailtje gekregen? Ik kom ook naar Shetland. Kunnen we misschien herinneringen aan die goeie ouwe tijd ophalen? We weten dat hij van plan was hier bij vrienden langs te gaan.’
‘Niet bij mij, inspecteur.’
Perez constateerde dat Wilding in zijn antwoorden consequent was. Wie weet geloofde hij dat het echt zo was gegaan. En misschien was dat ook zo. Perez kwam overeind. ‘Bedankt voor uw tijd, meneer Wilding. Mocht u nog iets te binnen schieten, dan verzoek ik u vriendelijk contact met ons op te nemen.’
‘Natuurlijk.’ Wilding speelde weer de goedgehumeurde gastheer. Hij nam Perez’ koffiebeker aan en liep met hem mee naar de auto. Vervolgens keek hij hem met een kwajongensachtige grijns aan. ‘Ik heb Fran Hunter gevraagd het interieur voor mij te verzorgen. Een geschiktere persoon is toch niet denkbaar?’
‘Inderdaad,’ zei Perez. ‘Een geschiktere persoon is niet denkbaar.’